Verantwoording

waarom Enige opmerkingen over de manier waarop wij de harmonisaties op deze site tot stand gebracht hebben.

Allereerst: het relatief grote aantal tenorzettingen (en in mindere mate alt- en gemengde zettingen) is omdat aanbod op de site onderdeel wil zijn van het reeds in omloop zijnde bestaande materiaal. Tenorzettingen zijn een welkome afwisseling op de meestal gehanteerde sopraanzettingen en zijn uitkomend uit te voeren op een orgel met meer dan één klavier. Op de aan deze materie gewijde pagina leg ik uit hoe een uitkomend gespeelde tenorzetting met enige aanpassing ook te gebruiken is als sopraanzetting.

Wat de toon van de zettingen in het algemeen betreft: gepoogd is om deze zoveel mogelijk in dienst te stellen van het bewerkte lied. Daarbij stond me in eerste instantie de organist voor ogen die de opdracht had een lied uit het liedboek te moeten begeleiden als kerkzang. Bij veel traditionele liederen hoeft dat niet zo'n puzzel te zijn maar er staan ook liederen in het liedboek waarvoor een organist nogal wat aanpassingen moet doen. Ik hoop met de manier waarop de zetting in die gevallen is genoteerd daarin geslaagd te zijn. Voor wat betreft het oudere materiaal heb ik me in grote lijnen gehouden aan de harmonieregels zoals die voor de onderhavige tijd golden, zij het dat ik me een enkele keer wel eens een harmonische vrijheid gegund heb. Bij het nieuwe materiaal kon ik me qua idioom iets meer speling veroorloven. Bij liederen afkomstig uit andere culturen, vaak solistisch gedacht, heb ik de muziek zo geordend dat deze ook als strofisch lied tot zijn recht komt.

Om nog wat dieper op mijn aanpak in te gaan: Tijdens zo'n karwei ontwikkelen zich gaandeweg wat standaarden die steeds meer gingen dienen als norm, zij het dat een eerder ingenomen standpunt ook wel eens weer verlaten moest worden. Oplettenden zullen trouwens ongetwijfeld verschillen ontdekken in de reeks die in een periode van ongeveer zes jaar tijd tot stand is gekomen.

Mijn streven is geweest om in de verschillende stemmen de trappen zo klein mogelijk te houden en zoveel mogelijk te laten passen in de toonsoort welke in feite bepaald wordt door de laatste melodienoot van iedere regel. Bij de wat grotere sprongen beperk ik die zoveel mogelijk tot kwart- en kwintafstanden. Uiteraard blijven binnen het klassieke materiaal octaaf- en kwintparallellen achterwege, zelfs tussen de afzonderlijke regels. In het wat latere repertoire kan met die regel nog wel eens de hand gelicht worden. In de psalmen wordt gestreefd naar grondliggingen, echter niet tegen elke prijs. Om de stemvoering mooi te houden zijn sextliggingen dus goed verdedigbaar maar ik begin een regel  hoogst zelden met een sextakkoord. 'Zesde trappen' aan het eind van een regel klinken doorgaans geforceerd. Ik schreef ze bij uitzondering en dan meestal alleen in situaties waarbij door een verbindende harmonie twee regels aan elkaar 'geknoopt' werden. Exacte akkoordherhalingen klinken wel authentiek maar bevredigen mij doorgaans matig. Als de harmonie het min of meer verlangde zocht ik de afwisseling in het zelfde akkoord maar dan wel in verschillende liggingen.

Wat doen we met de septiemakkoorden? Met het meest 'platte', het dominantseptiemakkoord ben ik - zeker in de wat oudere melodieën-  spaarzaam omgegaan. Waar dit akkoord (in welke ligging dan ook) echter ten opzichte van andere opties het beste klonk heb ik nogal eens de vrijheid genomen het niet te omzeilen. Ik deed dat in de wetenschap dat Montiverdi me daar reeds in voorging.  Het grote- en kleine septiemakkoord bieden harmonisch vaak fraaie mogelijkheden, evenals het noneakkoord. Voor al deze harmonieën geldt dat ze niet al te overvloedig moeten worden gebruikt. Dezelfde harmonie in herhaalde regels probeer ik zo veel mogelijk te vermijden; ik streef er telkens naar de herhaalde regel ánders te harmoniseren dan de eerste. Voorzichtigheid heb ik ook betracht bij het noteren van een iets te opvallend akkoord of een aandacht trekkende  akkoordverbinding. Waar men de verleiding niet kan weerstaan om een harmonische spitsvondigheid te plaatsen, ergert men vaak die zangers die de vondst na het derde couplet al beu zijn.

Tertsverdubbeling waarbij de melodie betrokken was heb ik zoveel mogelijk vermeden, tenzij de stemvoering het min of meer vereiste. In de zwakke maatgedeelten vallen ze niet al te veel op. Een man als Joh. Bastiaans (die kritisch was op het terrein van de koraalharmonisatie) schaamt zich er niet voor om ze regelmatig te noteren. Kwartsextakkoorden kunnen als eerste trapsakkoord met name binnen het negentiendeeeuwse repertoire heel goed klinken. In ouder materiaal vermijd ik ze doorgaans.

Hier en daar komt u een 'Querstand' tegen. Dit enigszins tegendraads verschijnsel kan zowel ergernis als vreugde oproepen. Ik hoop dat ze op de plaatsen waar ik ze bewust heb gehanteerd bij u het goede gevoel opwekken.

In de meeste zettingen staan de noten los van elkaar genoteerd alhoewel het vaak goed verdedigbaar is om ze aan elkaar te binden. Hier en daar (als ik echt vind dat dit moet) heb ik ze met een verbindingsboog genoteerd maar doorgaans laat ik het aan de speler over om naar eigen smaak al of niet te binden.

Tot slot: Iedere bewerking van een lied is een subjectieve benadering daarvan. Als ik wel eens even twijfelde over iets heb ik vaak gespiekt bij componisten waarvan ik vind dat ze vakkundig en smaakvol werk hebben geleverd. Dus heb  ik Goudimel, Hassler of liederen uit Freylinghausen er nogal eens op nageslagen maar ook de smaakvolle zettingen die Adriaan Engels ons in het 'groene boek'  heeft nagelaten. En als de eminente Frits Mehrtens in zijn 'De aarde is vervuld' tussen regel twee en drie in de buitenstemmen een vette kwintparallel nalaat, wie zijn wij dan om hem daarin te willen verbeteren?

Henk Lemckert